Ver­e­de­laar, geen beroep voor haas­ti­ge types

De Groe­ne Stad in gesprek met ver­e­de­laar Mar­ga­reth Hop van Boot & co: ‘In het open­baar groen komt de gebruiks­waar­de op de eer­ste plaats.’
Sier­waar­de vs. Gebruiks­waar­de
Waar plan­ten in tuin­cen­tra voor­al nieuw en mooi moe­ten zijn om de koper te ver­lei­den tot aan­schaf over te gaan, zijn er bij het ont­wik­ke­len van plan­ten voor de open­baar­groen­markt heel ande­re plant­ei­gen­schap­pen die er toe doen. Hop: ‘Kijk, natuur­lijk is het belang­rijk dat een plant er mooi uit­ziet, maar wat voor mijn werk veel belang­rij­ker is, is of een plant een goe­de bodem­be­dek­ker is die onkruid onder­drukt, en dat hij win­ter­hard en gezond is. Dit is wat wij de gebruiks­waar­de van de plant noe­men en die staat in mijn werk voor­op.’
Strooi­zout-tole­ran­te plan­ten
Sinds de jaren ’80 is een dui­de­lijk keer­punt te zien in hoe er tegen de func­tie van stads­groen wordt aan­ge­ke­ken. Waar groen tot daar­voor voor­al werd gezien als deco­rum, begint in die tijd groen steeds meer op func­ti­o­na­li­teit beoor­deeld te wor­den. Hop: ‘Plan­ten moe­ten tegen­woor­dig heel wat in hun mars heb­ben om in aan­mer­king te komen voor een plek­je in de stad. Ook in moei­lij­ke omstan­dig­he­den moe­ten ze kun­nen uit­blin­ken.’ Hop is ook onder­zoe­ker bij Wage­nin­gen UR, en keek daar onder meer naar de zout­to­le­ran­tie van ver­schil­len­de plan­ten. Resul­taat: een zo uit­ge­breid moge­lij­ke lijst van plan­ten waar­op aan­ge­ge­ven staat in hoe­ver­re ze bestand zijn tegen strooi­zout. Hop: ‘Dit is bij uit­stek infor­ma­tie waar gemeen­ten wat aan heb­ben bij het inko­pen van gemeen­te­lijk groen. Bij Boot & co maken we er ook gebruik van, om de bes­te plan­ten te kie­zen voor ons Zor­ge­loos Groen con­cept’.
Geduld, een scho­ne zaak
‘Het ont­wik­ke­len van nieu­we soor­ten en cul­ti­vars is een tijd­ro­vend pro­ces. We begin­nen met het maken van een krui­sing, om nieu­we com­bi­na­ties van plan­tenei­gen­schap­pen te maken. Het zaad dat we in het najaar oog­sten, wordt het jaar erop uit­ge­zaaid. Ver­vol­gens moe­ten in de jaren erna de best bruik­ba­re plan­ten wor­den gese­lec­teerd. We moe­ten vaak eerst een paar jaar wach­ten tot ze groot genoeg zijn en bloei­en, en daar­na moe­ten de bes­te nog wor­den ver­meer­derd.’ Het ver­e­de­lings­pro­ces van bomen spant wat dat betreft de kroon. Het duurt wel 25 jaar om op die manier een nieu­we boom­cul­ti­var te ont­wik­ke­len. ‘Ver­e­de­laars moe­ten wat dat betreft wel men­sen van de lan­ge adem zijn’, lacht Hop.
Plu­ri­for­mi­teit
De laat­ste jaren begint het vol­gens Hop goed door te drin­gen dat meer vari­a­tie in stads­groen nood­za­ke­lijk is. ‘Door de kli­maat­ver­an­de­ring zijn er aller­lei ver­ve­len­de nieu­we ziek­tes opge­do­ken. Je kunt je voor­stel­len dat wan­neer er in een straat maar één soort bomen staat, de kans aan­we­zig is dat ze alle­maal dood gaan bij een ziek­teuit­braak. Je ziet dus steeds meer gemeen­ten die expe­ri­men­te­ren met ver­schil­len­de soor­ten bomen in een straat.’ Niet alleen bij bomen, maar bij­voor­beeld ook voor vas­te plan­ten, is plu­ri­for­mi­teit belang­rijk. Hop: ‘Het is nut­tig om in groen­vak­ken te wer­ken met veel ver­schil­len­de vas­te plan­ten, die om de beurt bloei­en. In groen­vak­ken is zo van voor­jaar tot najaar wat te bele­ven. Dat is aan­trek­ke­lijk voor de bewo­ners, maar je hebt ook insec­ten lan­ger voed­sel te bie­den. Dit geeft de bio­di­ver­si­teit in je stad een enor­me boost!’
 
Foto: Mar­ga­reth Hop aan het werk als ver­e­de­laar