Michel Lintermans is de voorzitter van Coöperatie Stationspark Deurne dat als doel heeft om bedrijvige en groene woon-, werk- en leefomgeving rondom het NS-station Deurne te ontwikkelen en in stand te houden. De Groene Stad sprak hem over zijn initiatief en de bijdrage die groen levert aan het verbeteren van een leefomgeving.
U bent de voorzitter van Coöperatie Stationspark Deurne, kunt u kort uitleggen wat de doelstelling is van deze coöperatie?
‘Het doel van onze coöperatie is het gebied rondom het NS-station, maar ook de rest van Deurne groener en duurzamer te maken. Het uitgangspunt daarbij zijn de 3 P’s: People, Planet, Profit. Wij willen een verbinding leggen met de mensen die in Deurne leven en die met de omgeving Deurne te maken hebben. Eind 2013 ben ik begonnen met de gedachte het station van Deurne groener en duurzamer te maken. Het was een grijs station waar weinig aan gedaan werd. In grote steden zoals Den Haag of Utrecht worden stations en stationspleinen mooier en groener gemaakt door de gemeente, maar in Deurne werd er weinig ondernomen op dit gebied. Ik vond dat daar verandering in moest komen. Met dit plan wilde ik voor elkaar krijgen dat het station aantrekkelijker zou worden gemaakt. Ik ben toen begonnen met het ophangen van grote foto’s op een transformatorhuisje, maar dit is langzaam uitgegroeid naar iets veel groters. Door kleine dingen zoals het ophangen van een paar bloembakken kun je een grijs gebied al zo’n boost geven…’
Wat maakt uw project uniek in vergelijking met andere groenprojecten?
‘Dit project is begonnen doordat ik als inwoner vond dat er iets gedaan moest worden aan deze stad. Ik ben klein begonnen, maar het werd al snel een stuk groter waarbij andere mensen ook steeds enthousiaster en positiever werden over het project. De inwoners van Deurne zagen dat kleine aanpassingen de stad leefbaarder en groener maakten.
Wat verder uniek is aan dit project is dat de mensen die hieraan meewerken allerlei leeftijden en achtergronden hebben. Zo is bijvoorbeeld de GGZ erbij betrokken. Hierdoor kunnen mensen met psychische klachten, die terug proberen te komen in de samenleving, een bijdrage leveren. Het biedt ze een nieuwe kans. Daarnaast werken wij samen met de Othamrus Rijtven Organisatie, het ORO. Dit is een organisatie die zorg en ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking. Verder zijn ook een basisschool en middelbare school in Deurne onderdeel geworden van dit project. Zo is er langzaamaan een diverse groep mensen ontstaan die maar één doel voor ogen hebben: de leefbaarheid van de stad verbeteren.’
Waarom vindt u het van belang om de omgeving van het NS-station in Deurne te vergroenen?
‘Het maakt een stad leefbaarder en aantrekkelijker. Mensen zijn gelukkiger als zij groen en bloemen zien in plaats van een grijze stad. Zij voelen zich veiliger. In onze plannen is groenvoorziening een van de speerpunten en wij willen daar nog verder op inzetten. Dat wordt mogelijk doordat er recentelijk een aantal partners zijn aangesloten die voornamelijk gaan bijdragen aan het plaatsen en onderhouden van groene projecten in Deurne. Een voorbeeld daarvan is de vlinderstruik die recentelijk is geplaatst.’
Op wat manieren probeert de coöperatie Stationspark partners te vinden die hieraan mee willen werken?
‘Op allerlei manieren proberen wij partners te vinden die mee willen werken aan ons doel. Financieel gezien, maar ook letterlijk mee willen werken aan deze projecten en het onderhoud ervan. Op verschillende manieren komen wij met deze partners in aanraking. Door middel van onze Facebook pagina proberen we dat voor elkaar te krijgen, maar ook via onze website en Twitter. Het belangrijkste middel blijft echter de mond-op-mond reclame om dit te realiseren. We hebben het geluk dat mensen en bedrijven zich steeds vaker zelf aanmelden en betrokken willen zijn bij deze coöperatie. Het is een win-win situatie voor inwoners en bedrijven. Bedrijven zijn gebaat bij een groenere en aantrekkelijkere stad. Het is het visitekaartje voor de bedrijven die gevestigd zijn in Deurne. Voor hen wordt het aantrekkelijker om zich in Deurne te vestigen terwijl inwoners in een mooiere en groenere stad leven.’
‘Toen ik van start ging met mijn project heb ik de NS en Prorail benaderd om een samenwerking aan te gaan. Daar was toen nog weinig belangstelling voor. Een projectleider bij de gemeente wilde echter wel meewerken en daar ben ik een samenwerking mee aangegaan. Gezamenlijk hebben wij allerlei plannen uitgewerkt. Eind 2014 hebben wij toen met een aantal mensen deze coöperatie opgezet om het station, maar ook de rest van Deurne, aantrekkelijker te maken. Dit wordt gedaan door allerlei activiteiten te organiseren waarbij wordt gewerkt aan het groenonderhoud door mensen die in Deurne wonen of werken.’
Kunt u concrete voorbeelden geven waarbij groen gezorgd heeft voor een duurzamere en aantrekkelijkere omgeving?
‘Voordat wij begonnen met coöperatie Stationspark Deurne was het een gebied met een grijze en troosteloze uitstraling, met veel leegstaande fabriekspanden. Toen die een paar jaar geleden werden afgebroken zijn wij meteen met het gebied aan de slag gegaan. Zo werd er een pad aangelegd waardoor men nu gemakkelijker van de ene kant naar de andere kant van de stad kan fietsen. Langs dit fietspad werden weidebloemen ingezaaid. Daarnaast zijn in de rest van de stad door onze coöperatie hortensia’s aangeplant en is er bijvoorbeeld een mobiele moestuin ontwikkeld.’
U heeft al behoorlijk wat bereikt op het gebied van groenvoorziening. Wat zijn uw toekomstplannen om Deurne nog groener te krijgen?
‘Op dit moment zijn wij bezig met een project waarbij we nog meer weidebloemen gaan inzaaien langs het station. Dit doen wij in samenwerking met de Vlinderstichting en de Brabantse Milieu Federatie (BMF). Daarnaast zijn wij bezig om het meubilair op het station te vernieuwen en willen wij het stationsgebouw zelf vergroenen door middel van een groene gevel. Dit is nog steeds een plek waar wij veel mogelijkheden zien op het gebied van groenvoorziening. Daarnaast wordt er vanuit onze coöperatie een onderzoek gedaan door de Universiteit Wageningen om te zien in hoeverre onze casus toe te passen is op andere steden.’