Henk Raaij­ma­kers over de mis­sie van De Groe­ne Stad

‘Onze kracht is dat we ken­nis weten toe te pas­sen in de prak­tijk!’
We spre­ken met Henk Raaij­ma­kers, bestuurs­lid van De Groe­ne Stad over het werk van de stich­ting. Raaij­ma­kers is een ech­te prak­tijk­man die naast het werk in zijn bedrijf, veel ide­ëel en bestuur­lijk werk doet. Zijn bedrijf — kwe­ke­rij ‘De Oude Aa’ — ligt in Deur­ne. Het kwe­ken en ver­meer­de­ren van Camel­lia, Rodo­den­dron en ver­schil­len­de soor­ten klein-fruit­plan­ten is het spe­ci­a­lis­me van dit klas­sie­ke fami­lie­be­drijf.
Wat is het ver­haal van De Groe­ne Stad?
De Groe­ne Stad bepleit het beter benut­ten van de poten­tie van groen. We kam­pen in de Neder­land­se ste­den met water­ber­gings­pro­ble­men, hit­te­stress, fijn­stof, ver­vui­ling door ver­keer en zo meer. Groen draagt belang­rijk bij aan de oplos­sing ervan. We hame­ren op het belang van door­dach­te toe­pas­sing van meer groen in de ste­den. Bij het maken van plan­nen moe­ten par­ken, plant­soe­nen geen stof­fe­ring zijn die je ach­ter­af aan­brengt, maar moet van meet af aan onder­deel zijn van ste­de­lij­ke plan­nen. We rich­ten ons op de loka­le poli­tiek, gemeen­te­lij­ke dien­sten en hun advi­seurs. Bedrij­ven en gemeen­ten vor­men onze ach­ter­ban.
Dat doen we niet op basis van vage ide­a­len of aan­na­mes. Ons appèl is en onze advie­zen zijn gefun­deerd. We heb­ben als Groe­ne Stad samen met Wage­nin­gen alle bestaan­de onder­zoek naar de effec­ten van groen op een rij gezet. Het pro­ject heet De Groe­ne Agen­da. Ze zijn gepu­bli­ceerd op onze site www.degroenestad.nl onder het kop­je ‘Facts­heets’. Die inzich­ten samen met de prak­tijk­er­va­ring van onze ach­ter­ban, maken ons ver­haal sterk.
Is stich­ting De Groe­ne Stad toe aan een ‘next level’?
Was dat maar waar! Je ziet wel dat er een voor­hoe­de ont­staat van gro­te gemeen­ten, bedrij­ven, stads­pla­no­lo­gen en archi­tec­ten die ‘om’ zijn. Maar we zijn er nog lang niet. Boven­dien men kan het idee van ver­groe­ning wel omar­men, maar gaat er tijd zit­ten in de inte­gra­tie van een nieu­we visie in het dage­lijks doen en laten van een orga­ni­sa­tie. Ver­der con­sta­te­ren we dat onze Groe­ne Stad bood­schap bij veel mid­del­gro­te en wat klei­ne­re gemeen­ten nog niet echt is door­ge­dron­gen.
Kan dat, het ‘ver­groe­nen’ van ste­den? 
Jaze­ker! Als Groe­ne Stad onder­schei­den we twee uit­da­gin­gen voor onze ste­den. Voor uit­brei­dings­plan­nen, nieu­we wij­ken is het een­vou­dig: groen behoort een inte­graal onder­deel van de plan­vor­ming te zijn. Van­af het eer­ste moment. Daar ligt een ver­ant­woor­de­lijk­heid voor stads­ont­wer­pers en de loka­le poli­tiek. Moei­lij­ker is het ‘ver­groe­nen’ van bestaan­de ste­den, daar is de ruim­te beperkt. Dat vergt cre­a­tie­ve, inno­va­tie­ve oplos­sin­gen. Je moet groen aan­bren­gen op plaat­sen waar het nooit heeft gestaan. Denk aan bin­nen­tui­nen, groe­ne daken, maar ook aan groen bin­nen in de gebou­wen.
Wat is het ver­haal naar de bur­gers?
Bewo­ners moe­ten accep­te­ren dat het door­dacht toe­pas­sen van meer groen in hun stad veel voor­de­len, maar ook een aan­tal nade­len heeft. Meer groen geeft meer scha­duw, dempt tem­pe­ra­tuur­stij­gin­gen, vangt fijn­stof af, zui­vert de lucht, ver­fraait enz. Die voor­de­len zijn op het esthe­ti­sche na, vaak onzicht­baar. Wel voel­baar trou­wens. Maar er zijn ook een paar nade­len. Bomen ver­lie­zen bla­de­ren, in de zomer heb je moge­lijk meer insec­ten en ze heb­ben ruim­te nodig. In onze visie moe­ten bur­gers álle facet­ten van groen accep­te­ren. Dat ik vind dat de voor­de­len het ruim win­nen van de nade­len, ver­baast u vast niet… We moe­ten slim zijn, gebruik maken van onze ken­nis. We moe­ten ste­den hel­pen die in de prak­tijk toe te pas­sen.
Daar komen de Charta­le­den in beeld?
Het bij­zon­de­re is dat we als stich­ting De Groe­ne Stad een brug weten te slaan tus­sen weten­schap en de prak­tijk­er­va­ring van onze Charta­le­den. Dat zijn voor­al bedrij­ven en gemeen­ten. We kun­nen ken­nis kop­pe­len aan de vraag. Ver­der heb­ben we een groot net­werk van bevlo­gen advi­seurs, poli­ti­ci, jour­na­lis­ten en top­amb­te­na­ren. En we heb­ben toe­gang tot veel goe­de, gere­a­li­seer­de prak­tijk­voor­beel­den. Dat geeft ons een bij­zon­de­re, ik durf zelfs te zeg­gen unie­ke posi­tie. Met de juis­te insteek en ken­nis van zaken aan de slag gaan, advi­se­ren… dat is onze meer­waar­de.
En de toe­komst? 
We schen­ken veel aan­dacht aan open­baar groen. En aan groen rond zorg­in­stel­lin­gen, scho­len en bedrij­ven. Dat is pri­ma, maar ik zie voor de toe­komst een gro­ter accent rich­ting woning­bouw­cor­po­ra­ties, par­ti­cu­lie­re hui­zen­be­zit­ters. Samen bezit­ten ze een groot opper­vlak aan grond. Bewo­ners kun­nen eisen stel­len aan de gemeen­te als het om de kwa­li­teit van de woon­om­ge­ving gaat. Druk van onder­af dus. Ver­der geloof ik in geza­men­lij­ke ini­ti­a­tie­ven van bewo­ners. Dat kun­nen buurt­ini­ti­a­tie­ven zijn zoals stads­tuin­bouw of het onder­hou­den van delen open­baar groen. Het samen bezig zijn met groen­te en fruit ‘uit eigen tuin’ ver­bindt men­sen. Het zal ook het res­pect voor het vak­werk dat Neder­land­se tuin­ders, boe­ren­be­drij­ven en fruit­te­lers al zoveel jaren leve­ren, ver­gro­ten. Bur­gers gaan immers zelf erva­ren wat er alle­maal bij komt kij­ken voor­dat je uit eigen tuin groen­ten of fruit kunt oog­sten.
Dus het werk van De Groe­ne Stad is nog niet afge­rond?
Nog lang niet. Het gaat de goe­de kant op met de waar­de­ring van groen als het gaat om het oplos­sen van eigen­tijd­se stads­pro­ble­men, maar er is nog een wereld aan groen te win­nen. We zijn erg blij dat een groei­end aan­tal toon­aan­ge­ven­de bedrij­ven De Groe­ne Stad onder­steunt. Het geeft veel nieu­we, posi­tie­ve ener­gie.