Pro­mo­tie­on­der­zoek: “Meer diver­si­teit in beplan­ting groe­ne daken is wen­se­lijk”

Een groen dak is gevoe­lig voor droog­te. Bij de aan­leg van een groen dak dient men daar­om ver­der te kij­ken dan alleen de stan­daard­lijst met vet­plan­ten, mos­sen en krui­den, stelt Car­men van Meche­len. Voor haar pro­mo­tie­on­der­zoek aan de Katho­lie­ke Uni­ver­si­teit Leu­ven ging ze in Zuid-Frank­rijk op zoek naar geschik­te medi­ter­ra­ne plan­ten voor de aan­leg van groe­ne daken.
De plan­ten op een ‘exten­sief groen­dak’ moe­ten tegen een stoot­je kun­nen. Het groot­ste pro­bleem is niet de vries­kou of de wind, maar de zeer extre­me omstan­dig­he­den in de zomer. Door het vele beton rond­om lopen de tem­pe­ra­tu­ren hoog op; boven­dien kan de ondie­pe en sterk drai­ne­ren­de grond­laag het hemel­wa­ter maar kort vast­hou­den. Bedrij­ven die groen­da­ken aan­leg­gen, han­te­ren een zeer beperkt plan­ten­lijst­je, stelt Van Meche­len. “De klas­sie­kers zijn vet­plan­ten. Die hou­den veel vocht vast en zor­gen voor scha­duw en een lage­re tem­pe­ra­tuur voor de ande­re plant­jes, zoals mos­sen en krui­den. Het is belang­rijk om die lijst uit te brei­den. Omwil­le van de bio­di­ver­si­teit: meer soor­ten bete­kent een beter func­ti­o­ne­rend eco­sys­teem met meer beschut­ting, voe­ding, insec­ten en vogels. Maar we moe­ten ook meer soor­ten toe­voe­gen die bestand zijn tegen droog­te. Daar is in Zuid-Euro­pa nu al vraag naar, maar ook wij zul­len ermee te maken krij­gen door de kli­maat­ver­an­de­ring. Er wordt ver­wacht dat we hier bin­nen 50 jaar war­me­re zomers zul­len krij­gen, met gere­geld peri­o­des zon­der regen.”
Avig­non
In haar pro­mo­tie­on­der­zoek ging Van Meche­len op zoek naar geschik­te medi­ter­ra­ne plan­ten ter ver­rij­king van groe­ne daken in noor­de­lij­ke­re stre­ken. In de streek rond Avig­non in het zui­den van Frank­rijk ver­za­mel­de zij 372 plan­ten op 20 loca­ties. “Van al die plan­ten wordt 79% nog niet gebruikt op groe­ne daken. Daar zit­ten vet­plant­jes en kruid­ach­ti­gen bij, maar ook veel een­ja­ri­ge plan­ten, waar­on­der gras­sen, anjers en kruis­bloe­men. Bij vol­doen­de licht en regen komen ze mas­saal uit. Ze zor­gen voor kleur­rij­ke bloe­men, pro­du­ce­ren veel zaden en ster­ven daar­na. Ze over­brug­gen dro­ge peri­o­den als zaad. Dat maakt dat deze een­ja­ri­gen een goe­de buf­fer zijn in extre­me weers­om­stan­dig­he­den. Als ande­re plan­ten de droog­te niet over­le­ven, zul­len de een­ja­ri­gen de lege ruim­te vul­len. Dat maakt ze ook inte­res­sant op een groen dak, waar ze nu zel­den gebruikt wor­den, aldus Van Meche­len.
Dik­ke laag sub­straat
Van de klas­sie­ke plan­ten­lijst voor groe­ne daken en de medi­ter­ra­ne lijst selec­teer­de Van Meche­len 18 plan­ten­soor­ten om 2 jaar mee te expe­ri­men­te­ren: Deze plan­ten zijn gezaaid op een groen dak in Leu­ven en ook op een dak van de uni­ver­si­teit van Avig­non, met op bei­de loca­ties een deel in de scha­duw en een deel in de vol­le zon, en drie dik­tes van onder­grond. In Avig­non ver­liep het kie­men wat vlot­ter, maar stond het groe­ne dak er tij­dens de zomer kaler bij. Scha­duw of zon maak­te niet zoveel uit, wel de onder­grond: zowel in Leu­ven als in Frank­rijk wer­den de bes­te resul­ta­ten gere­a­li­seerd op de dik­s­te laag met 10 cen­ti­me­ter sub­straat in com­bi­na­tie met een water­vast­hou­den­de mous­se. Die dik­ke­re laag blijkt ook belang­rijk voor de groei van de een­ja­ri­ge plan­ten.
Onkruid
De onder­zoe­kers zagen op de groe­ne daken spon­taan 33 soor­ten onkruid opdui­ken. Dat onkruid maakt deel uit van het eco­sys­teem: het sterft af bij droog­te en ver­rijkt de bodem. Zolang het onscha­de­lijk is – en bij­voor­beeld niet te diep wor­telt – kan het inte­res­sant zijn om het te laten staan. “Maar men­sen con­tro­le­ren graag wat er groeit”, stelt Van Meche­len. “Bij de jaar­lijk­se onder­houds­beurt van groe­ne daken is men nog­al snel geneigd om onkruid uit te trek­ken. Of nog wat bij te sproei­en bij droog­te. Maar sproei­en is in ons kli­maat alleen nodig in de peri­o­de kort na aan­leg van een groen dak. Dor­re, kale plek­ken horen er af en toe bij, ook al ziet het er niet mooi uit. We moe­ten leren de natuur haar gang te laten gaan.”
Bron: Katho­lie­ke Uni­ver­si­teit Leu­ven