Gevel­tuin­tjes: hoe zit het pre­cies?

In onze ste­den zijn er genoeg stra­ten waar­van de hui­zen geen voor­tuin heb­ben en waar­bij de gevel direct aan de straat grenst. Het kan soms een behoor­lijk grij­ze boel wor­den met al die ste­nen. In dit soort geval­len is het een goed idee om een gevel­tuin­tje aan te leg­gen. Met wei­nig moei­te cre­ëer je in een mum van tijd je eigen klei­ne groen­strook voor je huis.
Een gevel­tuin bestaat uit een strook plan­ten tegen de gevel van een woning. De plan­ten heb­ben – naast het feit dat ze uw huis en straat opfleu­ren- meer voor­de­len. Zo zorgt muur­be­plan­ting voor warm­te­iso­la­tie in de win­ter en ver­koe­ling in de zomer. Daar­bij ‑voor­al op oog­hoog­te- vangt gevel­be­plan­ting veel fijn­stof af.
Wel­ke soor­ten plan­ten zijn geschikt om te gebrui­ken in uw gevel­tuin?

  • Een­ja­ri­ge plan­ten: plan­ten die in één jaar ont­kie­men, bloei­en en vruch­ten of zaad geven.
  • Vas­te plan­ten: plan­ten die in de grond blij­ven, waar­van de wor­tels blij­ven leven.
  • Laag blij­ven­de hees­ter: een boom­ach­ti­ge struik, waar­van de tak­ken bij de grond ont­sprin­gen. Ze wor­den onge­veer één tot ander­hal­ve meter hoog.
  • Klim­plant: plant met een dun­ne buig­za­me sten­gel die niet recht­op kan staan maar zich langs ande­re plan­ten of bij­voor­beeld muren omhoog werkt. Ze zijn zelf­hech­tend.
  • Slin­ger- en lei­plant: plant die onder het opgroei­en zich om ande­re plan­ten of voor­wer­pen slin­gert en zo steun zoekt om omhoog te komen. Slin­ger­plan­ten heb­ben span­dra­den nodig en lei­plan­ten moe­ten langs een hou­ten rek­je aan de muur wor­den geleid.

Regels voor het aan­leg­gen en onder­hou­den van een gevel­tuin:
Zorg dat er op de stoep een loop­ruim­te over­blijft van mini­maal 1,50 meter

  • De gevel­tuin mag maxi­maal 60 cen­ti­me­ter diep zijn geme­ten van­af de gevel van uw woning: dat zijn twee stoep­te­gels (een stoep­te­gel is 30x30 cen­ti­me­ter). De ver­wij­der­de tegels blij­ven eigen­dom van de gemeen­te.
  • Graaf het zand in de gevel­tuin mini­maal 30 cen­ti­me­ter uit (max. 45 cen­ti­me­ter) en ver­vang het door tuin­grond. Als er kabels en lei­din­gen lig­gen, kunt u de tuin ver­hoogd aan­leg­gen met sta­pel­blok­ken. Laat straat­naam­bor­den zicht­baar en denk aan het open­hou­den van de ven­ti­la­tie­roos­ters van uw woning.
  • Laat het uit­ge­gra­ven zand niet lig­gen. Lever het in bij het afval­schei­ding­sta­ti­on of bij de wijk­post.
  • Plant om over­last te voor­ko­men geen gro­te prik­ken­de strui­ken, bomen of strui­ken die later bomen wor­den. Snoei over­han­gen­de tak­ken bij­tijds.
  • U mag geen afras­te­ring aan­leg­gen rond­om uw gevel­tuin.
  • De huis­ei­ge­naar moet akkoord zijn met de aan­leg.
  • Als de gemeen­te werk­zaam­he­den moet ver­rich­ten aan kabels en lei­din­gen onder uw gevel­tuin, kun­nen zij geen ver­ant­woor­de­lijk­heid dra­gen voor bescha­di­ging of tij­de­lij­ke ver­wij­de­ring.

De regels voor het aan­leg­gen en onder­hou­den van een gevel­tuin kun­nen per gemeen­te ver­schil­len. Bekijk voor u aan begint met aan­leg­gen altijd eerst op de web­si­te van uw gemeen­te wat in uw gemeen­te of stads­deel de regels met betrek­king tot gevel­tui­nen zijn.