Bio­di­ver­si­teit begint bij geva­ri­eerd groen in de stad

De stad is bij uit­stek de plek voor meer flo­ra en fau­na in Neder­land. Er lig­gen daar vol­op kan­sen voor inrich­ting van ver­schil­len­de leef­ge­bie­den. Of het nu gaat om wild begroei­de gebie­den of fijn afge­stem­de beplan­tin­gen, nat­te oever­zo­nes of een ver­ti­caal bos langs de gevel van hoog­bouw. De plant heeft hier­in de sleu­tel­po­si­tie. Bio­di­ver­si­teit begint bij geva­ri­eerd groen. 
In de stad staat de bio­di­ver­si­teit onder druk door de sobe­re inrich­ting van de bui­ten­ruim­te, effi­ci­ënt en tra­di­ti­o­neel beheer en ver­steen­de tui­nen waar­door groen ver­lo­ren gaat. Toch ligt dáár juist een kans om het tij te keren.
Sleu­tel­po­si­tie Plant
De plant heeft de sleu­tel­po­si­tie. Een rijk insec­ten- en die­ren­le­ven begint bij geva­ri­eerd groen. Voor­al bomen, bloem­bol­len, hees­ters en (vas­te) plan­ten die bestui­ven­de insec­ten aan­trek­ken zijn belang­rijk voor de bio­di­ver­si­teit. Deze insec­ten hou­den de bota­ni­sche rijk­dom in stand. Ze zijn een belang­rij­ke scha­kel in het eco­sys­teem. De plan­ten en de insec­ten zijn op hun beurt een voed­sel­bron voor vogels en ande­re die­ren.
Klei­ne Ingreep, Groot Effect
Wat insec­ten en die­ren nodig heb­ben, ver­schilt niet zoveel van onze behoef­ten: vol­doen­de eten, een vei­li­ge woning en een geschik­te leef­om­ge­ving. Het liefst zo geva­ri­eerd moge­lijk en niet ver van elkaar ver­wij­derd. Dan vindt elke soort wat van zijn gading. “Met rela­tief klei­ne ingre­pen in beheer kan er al veel bereikt wor­den voor de bio­di­ver­si­teit zon­der hoge kos­ten”, zegt Joop Spij­ker, seni­or onder­zoe­ker team Vege­ta­tie, Bos – en Land­schapse­co­lo­gie bij Wage­nin­gen Envi­ron­men­tal Research. In ber­men of ande­re gras­ve­ge­ta­ties ont­staat een bloem­rij­ke berm als je min­der fre­quent maait, niet alles tege­lijk maait en het maai­sel na enke­le dagen weg­haalt. Hoe­veel je moet laten staan, hangt af van waar het eco­lo­gisch te behe­ren groen ligt. In de stad waar meer klei­ne­re bio­to­pen zijn, is de vuist­re­gel dat je 10% van het hele gebied in de win­ter laat over­staan zodat insec­ten en klei­ne die­ren daar hun toe­vlucht kun­nen zoe­ken.
Klaar­zet­ten voor Natuur
“Bij aan­leg van nieuw groen kun je een gebied zo inrich­ten dat je het klaar­zet voor natuur­lij­ke pro­ces­sen”, aldus Spij­ker. Dat bete­kent dat je de bodem niet ver­rijkt door stan­daard teel­taar­de te gebrui­ken, maar dat je uit­gaat van de oor­spron­ke­lij­ke bodem of juist zorgt voor een schra­le bodem en gelei­de­lij­ke over­gan­gen. Een zan­di­ge bodem is een goe­de uit­gangs­si­tu­a­tie voor een krui­den­rij­ke vege­ta­tie. Nat­te ter­rei­nen kun je gebrui­ken om natuur­lij­ke vij­vers met een gelei­de­lij­ke over­gang van oever­plan­ten en riet­kra­gen naar dro­ge­re plek­ken te cre­ë­ren. Maar ook geva­ri­eer­de hagen met vruch­ten en een gelei­de­lij­ke over­gang tus­sen gras­ve­ge­ta­tie en een bomen­rij is belang­rijk voor de soor­ten­rijk­dom. In ste­de­lijk gebied lig­gen op het dak nog onge­bruik­te kan­sen voor natuur. Net als langs de gevel.  In de facts­heet ‘Groen: meer dan mooi en gezond’ uit het pro­gram­ma Groe­ne Agen­da staat dat de stad al een goed leef­ge­bied kan zijn voor vlin­ders en (wil­de) bij­en als 10% van het opper­vlak voor­zien is van geva­ri­eerd groen. Deze flo­ra moet dan wel ver­spreid door de stad lig­gen, zodat ze van plek naar plek kun­nen vlie­gen,
Van Natu­re en van Ver­re
De bio­di­ver­si­teit heeft het mees­te baat bij plan­ten die van natu­re in Neder­land­se gebie­den voor­ko­men. Som­mi­ge wil­de bij­en bij­voor­beeld vlie­gen alleen op heel spe­ci­fie­ke plan­ten­soor­ten. Toch bete­kent dit niet dat je alleen inheems sor­ti­ment moet aan­plan­ten. Gecul­ti­veer­de bomen en plan­ten kun­nen het bloei­sei­zoen ver­len­gen, waar­door insec­ten lan­ger van voed­sel wor­den voor­zien. De wel­be­ken­de vlin­der­struik is oor­spron­ke­lijk niet inheems. Toch zijn de vlin­ders er dol op.
Wat van belang is bij toe­pas­sing van uit­heem­se soor­ten is dat ze vol­doen­de nec­tar en stuif­meel bie­den. Ook heeft bij het uit­zaai­en van wil­de plan­ten het abso­lu­te voor­keur om zaad van Neder­land­se soor­ten te nemen en niet van vari­an­ten uit ande­re kli­maat­zo­nes. Deze zijn vaak min­der geschikt voor de insec­ten en kun­nen de oor­spron­ke­lij­ke soor­ten wil­de plan­ten ver­drin­gen.
Cul­tuur­soor­ten zor­gen voor fleur en kleur in stads­ker­nen, op roton­des en par­ken. En dat wordt gewaar­deerd door de inwo­ners. Joop Spij­ker: “Bio­di­ver­si­teit maakt men­sen blij.” Wat mooi is, wil­len men­sen mooi hou­den. Dat scheelt zwerf­af­val. Bij een aan­trek­ke­lij­ke, ste­de­lij­ke leef­om­ge­ving voor mens, insect en dier gaat het dus om de balans tus­sen inheem­se en gecul­ti­veer­de soor­ten.
Ver­ti­caal Bos
Het Tru­do Ver­ti­cal Forest in de Eind­ho­ven­se wijk Strijp‑S is een voor­beeld van een inno­va­tie­ve toe­pas­sing van ste­de­lijk groen die de bio­di­ver­si­teit ver­hoogt. Het ver­ti­ca­le bos is een ont­werp van de Ita­li­aan­se archi­tect Ste­fa­no Boe­ri. De groe­ne woon­to­ren krijgt 125 soci­a­le huur­wo­nin­gen met elk een bal­kon en twee gro­te plan­ten­bak­ken. Straks groei­en daar 125 vol­was­sen inheem­se bomen en 5.200 strui­ken en plan­ten in grijs- en rood­tin­ten. Bren­da Swin­kels is als groen­ad­vi­seur betrok­ken bij het pro­ject. “We heb­ben geko­zen voor vari­a­tie in ster­ke boom­soor­ten die in een bak kun­nen groei­en, wind­be­sten­dig zijn en ziek­te­re­sis­tent. Acer cam­pe­stre, Ame­lan­chier lamar­c­kii, Sor­bus ‘Dodong’, Pru­nus x yedoen­sis en Coti­nus cog­gy­gria ‘Roy­al Pur­ple’ zijn soor­ten die straks de gevel in het groen zet­ten. Voor Swin­kels is het dui­de­lijk: “We moe­ten zo lang­za­mer­hand af van het tra­di­ti­o­neel bou­wen en de natuur terug­bren­gen in de stad.”