Pret­ti­ge Plek­ken – Hand­boek mens & open­ba­re ruim­te

Hoe maak je een suc­ces­vol­le open­ba­re ruim­te? Rose­ma­rie Maas en Kyra Kui­tert geven in het Hand­boek Pret­ti­ge Plek­ken, voor­al bestemd voor bestuur­ders en amb­te­na­ren, ant­woord op deze vraag. Zij schre­ven dit boek, omdat ze had­den gemerkt dat er te wei­nig con­cre­te infor­ma­tie beschik­baar was over de rela­tie tus­sen het gebruik en inrich­ting van de open­ba­re ruim­te – juist nu over­al in het land gemeen­te­be­stu­ren vast­stel­len dat hun gemeen­te moet ‘ver­groe­nen’. Doel­stel­lin­gen genoeg (wie wil er niet een gezon­de, groe­ne open­ba­re ruim­te?), maar de con­cre­te ken­nis die nodig is om deze doel­stel­lin­gen te rea­li­se­ren, ont­brak nog dik­wijls.
Aan de hand van zeven thema’s benoe­men Kui­tert en Maas in ‘Pret­ti­ge Plek­ken’ ruim 500 ont­werp­richt­lij­nen. Deze richt­lij­nen zijn inge­deeld naar schaal­ni­veau (blok, buurt, stad) voor par­ken en plei­nen. Ze zijn geba­seerd op hun jaren­lan­ge werk­er­va­ring in plan­ning en ont­werp van de open­ba­re ruim­te, het bestu­de­ren van vele loca­ties en een uit­ge­breid lite­ra­tuur­on­der­zoek. De zeven thema’s zijn: 1. aan­trek­ke­lijk, 2. soci­aal vei­lig, 3. toe­gan­ke­lijk en bereik­baar, 4. beweeg­vrien­de­lijk, 5. soci­aal, 6. kind­vrien­de­lijk en 7. groen.
Prak­tisch
Er staan in het boek leu­ke weet­jes, unie­ke richt­lij­nen en foto’s van pro­jec­ten en plek­ken uit meer dan 50 ste­den in bin­nen- en bui­ten­land. Een expert­groep, met onder ande­re hoofd land­schaps­ar­chi­tec­tuur Gemeen­te Den Haag, Jan­tje Beton en het Ken­nis­cen­trum Sport, heeft feed­back gege­ven op spe­ci­fie­ke onder­de­len van het boek en de richt­lij­nen getoetst aan de eigen prak­tijk­er­va­ring. Maas en Kui­tert base­ren de richt­lij­nen op de behoef­ten van de (toe­kom­sti­ge) gebrui­ker; wat wil hij doen, zien en erva­ren in de open­ba­re ruim­te? Van­uit dit uit­gangs­punt for­mu­le­ren de auteurs vier basis­voor­waar­den waar­aan elke plek moet vol­doen: 1. vei­lig­heid, 2. vari­a­tie, 3. ver­blijf en 4. ver­plaat­sing.
 Sfeer en gebruiks­waar­de
Rose­ma­rie Maas for­mu­leert twee rol­len voor ‘groen’ in de open­ba­re ruim­te: “Aller­eerst moet het groen bij­dra­gen aan een pret­ti­ge sfeer. Pret­tig voor het oog, voor het aan­zien van de straat; er moet een logi­sche samen­hang zijn tus­sen groen en inrich­ting.” De twee­de rol die groen in de visie van Rose­ma­rie heeft is gele­gen in de gebruiks­waar­de. De gebruiks­waar­de kan vari­ë­ren van tui­nie­ren in volks­tui­nen tot spor­ten of spe­len in het park. In de nabije toe­komst ver­wacht Maas een ster­ke ver­groe­ning van de bebouw­de omge­ving, onder meer als gevolg van de toe­ge­no­men aan­dacht voor het kli­maat. Zij benoemt in dat ver­band de posi­tie­ve effec­ten van groen tegen hit­te­stress en het water­buf­fe­rend ver­mo­gen.
Vei­lig
Rose­ma­rie Maas sig­na­leert dat eind jaren zeven­tig, begin jaren tach­tig van de vori­ge eeuw, veel gemeen­ten groot­scha­lig groen heb­ben ver­wij­derd of omge­vormd van­we­ge het onvei­li­ge karak­ter. Men vond deze groe­ne open­ba­re ruim­tes ono­ver­zich­te­lijk: door (ver­wil­derd) struik­ge­was bood het vaak te wei­nig door­zicht. Zij benoemt de oplos­sing: “Meer wer­ken met diver­se soor­ten gras en wil­de bloe­men. Zo blijft het groen laag, aan­trek­ke­lijk en behoudt de groe­ne plek een open en vei­lig karak­ter”.

www.prettigeplekken.nl.