Te wei­nig bio­di­ver­si­teit op gro­te delen van onze pla­neet

Op 58% van al het land op aar­de is er te wei­nig bio­di­ver­si­teit. Dit beweert een inter­na­ti­o­naal team van onder­zoe­kers in een paper in het weten­schap­pe­lij­ke vak­blad Sci­en­ce. Deze kri­tie­ke regio’s ver­lo­ren tien pro­cent van hun bio­di­ver­si­teit, waar­door het eco­sys­teem kan wor­den aan­ge­tast.
De onder­zoe­kers ana­ly­seer­den een data­ba­se met meer dan 2,3 mil­joen gege­vens van 39.123 plan­ten- en dier­soor­ten die in 18.600 ver­schil­len­de gebie­den leven. Zij keken daar­bij naar gebie­den met een groot­te van één vier­kan­te kilo­me­ter. Het is gevaar­lijk dat de ver­sprei­ding van plan­ten en die­ren afneemt. “Als een eco­sys­teem ver­an­dert, dan heeft dit gevol­gen voor de land­bouw en akker­bouw en de manie­ren om men­se­lij­ke popu­la­ties van voed­sel te voor­zien”, ver­telt onder­zoe­ker Dr Tim New­bold. “We belan­den in een peri­o­de met veel onze­ker­he­den.”
Com­pen­sa­tie
Er zijn ove­ri­gens wel tech­ni­sche oplos­sin­gen om bepaal­de func­ties van de natuur over te nemen, denk bij­voor­beeld aan machi­nes die pol­len ver­sprei­den. Toch zijn er gren­zen aan hoe­veel wij men­sen kun­nen doen om het ver­lies van soor­ten te com­pen­se­ren.
84,6 pro­cent
De onder­zoe­kers bewe­ren dat voor­al eco­sys­te­men in gebie­den waar veel men­sen leven onder druk staan, zoals gras­lan­den. Toen­dra­ge­bie­den en bore­a­le wou­den zijn min­der vaak aan­ge­tast. De glo­ba­le bio­di­ver­si­teit is afge­no­men naar 84,6% van de oor­spron­ke­lij­ke waar­de (voor de komst van de mens).
Onze­ker­heid
Een ander punt is dat het ondui­de­lijk is bij welk per­cen­ta­ge een bepaald eco­sys­teem onder druk komt te staan. Deze grens trek­ken onder­zoe­kers nu bij een afna­me van tien pro­cent in bio­di­ver­si­teit, maar het kan ook heel goed dat zeven­tig pro­cent zijn. Er is spra­ke van een groot grijs gebied. Kort­om, de weten­schap­pers bewe­ren dat 58% van al het land te wei­nig bio­di­ver­si­teit heeft, maar dit is geba­seerd op de 10%-grens.
“Het is goed dat de onder­zoe­kers niet alleen heb­ben geke­ken naar het aan­tal soor­ten, want dat zegt niet zoveel,” vindt pro­fes­sor Bill Sher­win, die niet bij het onder­zoek betrok­ken was. “Bij­voor­beeld: als twee gebie­den dezelf­de set veel­voor­ko­men­de soor­ten heb­ben die de belang­rijk­ste func­ties in dat gebied heb­ben, maar sterk ver­schil­len in het aan­tal zeer zeld­za­me soor­ten en er alleen naar het aan­tal soor­ten werd geke­ken, zou­den de gebie­den (onte­recht) beschouwd wor­den als twee gebie­den met heel ver­schil­len­de bio­di­ver­si­teit.” Sher­win hoopt dat het door New­bold ont­wik­kel­de model in de toe­komst ook de effec­ten van kli­maat­ver­an­de­ring mee­neemt. “Model­len zoals dat van New­bold moe­ten niet alleen de bio­di­ver­si­teit in een bepaald gebied vast­stel­len, maar ook naden­ken over het sca­la aan soor­ten dat in de toe­komst in zo’n gebied kan func­ti­o­ne­ren.”
Bron: scientias.nl