Meer aan­dacht nodig voor stads­rand­zo­nes

Het over­gangs­ge­bied tus­sen stad en plat­te­land, de stads­rand­zo­ne, ver­ste­de­lijkt steeds meer. De afge­lo­pen twin­tig jaar kwa­men de mees­te nieu­we loca­ties voor wonen, wer­ken en recreëren terecht in dit gebied. Deze ont­wik­ke­ling zet zich de komen­de decen­nia voort. Dat heeft tot gevolg dat, bij onge­wij­zigd beleid, voor­al in de Rand­stad de ste­den dich­ter naar elkaar toe en zelfs aan elkaar vast groei­en. Een inte­graal ruim­te­lijk beleid is nodig om deze ont­wik­ke­ling in goe­de banen te lei­den.

Tot deze con­clu­sie komt het Plan­bu­reau voor de Leef­om­ge­ving (PBL) in het onlangs gepu­bli­ceer­de rap­port ‘Ver­ste­de­lij­king in de stads­rand­zo­ne; een ver­ken­ning van de ruim­te­lij­ke opga­ve’. Deze stu­die geeft een beeld van de ont­wik­ke­ling van de stads­rand­zo­ne in de afge­lo­pen twee decen­nia en schetst de waar­schijn­lij­ke ont­wik­ke­ling tot 2040 bij ver­schil­len­de beleids­sce­na­ri­o’s. Het rap­port eva­lu­eert daar­naast het hui­di­ge beleid en geeft aan­be­ve­lin­gen voor toe­kom­stig beleid.

Met de stads­rand­zo­ne wordt het gebied bedoeld dat direct grenst aan de bestaan­de stad, inclu­sief de gebie­den rond snel­wegop­rit­ten en ‑afrit­ten. Het ligt als een schil om het ste­de­lij­ke gebied heen. Hoe gro­ter de stad, hoe bre­der de stads­rand­zo­ne. De breed­ste stads­rand­zo­ne (Amster­dam-Zaan­dam) heeft een door­snee van 2 kilo­me­ter.

Gro­te ver­an­de­rin­gen in stads­rand­zo­nes
De afge­lo­pen twin­tig jaar was de ver­ste­de­lij­kings­druk in de stads­rand­zo­ne erg groot. Hoe­wel de zone nog een over­we­gend groen karak­ter heeft, wordt er in dit gebied veel gebouwd en ont­wik­keld. Tus­sen 1996 en 2003 is per vier­kan­te kilo­me­ter ruim vijf keer zoveel woon­op­per­vlak­te gere­a­li­seerd als in het ste­de­lij­ke gebied en bij­na veer­tien keer zoveel als in het bui­ten­ge­bied. Het gebied waar bedrij­ven zich ves­ti­gen, was in de stads­rand­zo­ne acht keer zo groot als in de stad en bij­na twaalf keer zo groot als in het bui­ten­ge­bied. Ook het recre­a­tie­ge­bied nam in de stads­rand­zo­ne fors toe; per vier­kan­te kilo­me­ter bij­na zes-en-een-half keer zoveel als in het bui­ten­ge­bied. In de stad nam het opper­vlak voor recre­a­tie juist af.

Ver­ste­de­lij­kings­druk blijft groot
De ver­ste­de­lij­kings­druk op de stads­rand­zo­ne blijft in de toe­komst (tot 2040) naar ver­wach­ting onver­min­derd groot. Dit geldt in ieder geval bij voort­zet­ting van het hui­di­ge beleid, dat gericht is op bun­de­ling: ver­ste­de­lij­king dicht bij bestaand bebouwd ter­rein. In de Rand­stad groei­en ver­ste­de­lijk­te gebie­den naar elkaar toe. Open land­schap­pen die beschermd wor­den, raken hier veel­al omslo­ten. Ook in Twen­te groei­en de ste­den naar elkaar toe. Wel zal de ver­ste­de­lij­king zich daar min­der snel vol­trek­ken dan in de Rand­stad omdat de ruim­te­druk er naar ver­wach­ting lager is. In Bra­bant ken­merkt de ver­ste­de­lij­king zich door lang­ge­rek­te, aan­een­ge­slo­ten patro­nen, die de door­gaan­de infra­struc­tuur vol­gen. Arn­hem en Nij­me­gen ver­groei­en voor­al met hun klei­ne­re rand­ge­meen­ten. In Zuid-Lim­burg ligt groot­scha­li­ge ste­de­lij­ke uit­brei­ding niet voor de hand van­we­ge de bescherm­de natuur­ge­bie­den en de ver­wach­te demo­gra­fi­sche krimp. Ook tus­sen Gro­nin­gen en Assen is de ver­ste­de­lij­king niet sterk. Het tus­sen­ge­bied blijft hier rede­lijk groen.

Bron (tekst en foto):
Plan­bu­reau voor de Leef­om­ge­ving