De rol van rozen in een groe­ne stad

In de afge­lo­pen jaren is steeds meer bekend gewor­den over de posi­tie­ve rol die groen speelt in het leef­baar hou­den van ste­den door het leve­ren van baten. Som­mi­ge van deze baten han­gen af van het tota­le opper­vlak of het volu­me groen, maar voor ande­re leve­ren spe­ci­fie­ke typen groen of bepaal­de soor­ten een extra gro­te bij­dra­ge. Dit is een over­zicht van de baten van groen waar­aan rozen een belang­rij­ke bij­dra­ge kun­nen leve­ren.
Bio­di­ver­si­teit
Het sti­mu­le­ren van bio­di­ver­si­teit in de stad is iets waar veel gemeen­tes op het moment aan­dacht aan geven. Om bewo­ners enthou­si­ast te maken ligt de nadruk voor­al op het sti­mu­le­ren van aan­trek­ke­lij­ke soor­ten, zoals vlin­ders en zang­vo­gels. Ook soor­ten met nut voor bestui­ving (bij­en) of bio­lo­gi­sche bestrij­ding (lie­ve­heers­beest­je, zweef­vlie­gen, vogels die rup­sen eten) zijn ambas­sa­deurs voor bio­di­ver­si­teit.
Rozen­per­ken zijn belang­rijk voor veel insec­ten. Rozen bezit­ten geen nec­tar, van­daar dat er wei­nig vlin­ders op te vin­den zijn. Maar ze maken wel zeer veel stuif­meel, en dat is een belang­rij­ke voed­sel­bron voor aller­lei soor­ten bij­en, hom­mels, zweef­vlie­gen en kevers, omdat het veel eiwit bevat. Het stuif­meel komt voor­al aan het eind van de och­tend in gro­te hoe­veel­he­den vrij, waar­door hari­ge insec­ten soms hele­maal geel bepoe­derd weg­vlie­gen. Roos begint te bloei­en rond de lang­ste dag van het jaar, dus na de bloei­piek van veel inheem­se krui­den. Het is dan ook een wel­ko­me voed­sel­bron. Hier­voor is het wel nodig dat de insec­ten bij het stuif­meel kun­nen komen. Bij enkel­bloe­mi­ge en half­ge­vul­de rozen lukt dat pri­ma, maar vol­le­dig gevul­de rozen zijn voor de bio­di­ver­si­teit min­der inte­res­sant. Alle rozen lok­ken insec­ten, maar als ze ook nog geu­ren dan heb­ben ze een streep­je voor: het kost insec­ten dan min­der ener­gie om hun voed­sel te vin­den.
Na de bloei maken rozen­soor­ten en som­mi­ge cul­ti­vars ook nog bot­tels, die eet­baar zijn voor mens en dier. In de stad eten voor­al vogels ervan. Voor lijs­ters en merels is het vle­zi­ge deel van de bot­tel wel­kom voed­sel in de win­ter. Put­ter­tjes en ande­re zaad­eters peu­te­ren de zaden uit de bot­tels; voor­al die van de honds­roos en de Japan­se rim­pel­roos (Rosa rugo­sa) zijn favo­riet.

Soci­a­le en psy­cho­lo­gi­sche baten van groen
Rozen zijn een bij­zon­de­re plan­ten­groep in het open­baar groen, aan­ge­zien zij in ver­ge­lij­king met een gemid­del­de beplan­ting een zeer hoge sier­waar­de heb­ben, en dat gedu­ren­de een lan­ge tijd. Dit speelt een belang­rij­ke rol bij de soci­a­le en psy­cho­lo­gi­sche baten van groen. Het is bekend dat dit type baten hoog is bij beplan­tin­gen met veel kleur en vari­a­tie, die er ver­zorgd uit­zien. Die zijn met rozen uit­ste­kend te rea­li­se­ren; bij moder­ne hees­ter­ro­zen zelfs met exten­sief beheer. Rozen aan­plan­ten kan het soci­a­le en psy­cho­lo­gi­sche effect van een vak open­baar groen ver­ho­gen, door­dat ze het een kwa­li­teits­im­puls geven, zon­der dat het opper­vlak gro­ter hoeft te wor­den. Ook geur helpt mee om het effect van beplan­ting te ver­gro­ten.
Als met rozen een wijk aan­trek­ke­lijk wordt gemaakt, zijn een aan­tal effec­ten te ver­wach­ten op het gedrag van men­sen. Het best bestu­deer­de effect is dat op gezond­heid. Uit­zicht op mooi groen en actief zijn in het groen is goed voor ons. Gees­te­lijk helpt het ons te ont­span­nen en snel­ler te
her­stel­len van stress dan in een puur ste­de­lij­ke omge­ving. Licha­me­lijk nodigt het uit tot bewe­gen en zelfs een sim­pel omme­tje door de wijk kan veel extra effec­ten heb­ben. Het brengt men­sen met elkaar in con­tact, wat goed is voor de soci­a­le samen­hang van de wijk en tegen een­zaam­heid. Men­sen op straat in een ver­zorgd ogen­de woon­buurt geven een vei­lig gevoel en ver­oor­za­ken een meet­ba­re daling in cri­mi­na­li­teit, door de hoge­re soci­a­le con­tro­le. Rozen zijn ook geschikt voor beplan­tin­gen spe­ci­fiek voor kwets­ba­re groe­pen men­sen, omdat ze niet gif­tig zijn en er ook doorn­lo­ze ras­sen bestaan.
Een aan­trek­ke­lij­ke wijk heeft finan­ci­ë­le gevol­gen: hoe meer mooie beplan­ting er is, hoe hoger het woon­ge­not en de hui­zen­prij­zen zijn, en hoe beter het ves­ti­gings­kli­maat voor bedrij­ven. Dit is niet alleen gun­stig voor wie er woont en werkt, maar ook voor de gemeen­te, die de inspan­ning voor een mooie open­ba­re ruim­te beloond ziet met hoge­re belas­ting­in­kom­sten van onroe­rend goed.
Door hun lan­ge geschie­de­nis in de tuin­cul­tuur zijn rozen ook bij uit­stek leve­ran­ciers van cul­tu­re­le baten. We pas­sen ze om die reden dan ook veel toe op A‑locaties. We heb­ben daar­bij de keus uit klas­sie­ke rozen met gro­te gevul­de bloe­men, die bij­voor­beeld goed pas­sen bij his­to­ri­sche loca­ties, of uit moder­ne hees­ter­ro­zen, die loca­ties extra cachet geven tegen een lage onder­houds­be­hoef­te.

Fysie­ke leef­om­ge­ving
Voor Neder­land­se ste­den is de invloed van groen op de fysie­ke leef­om­ge­ving belang­rijk en al goed onder­zocht. Het gaat daar­bij om zaken als water­huis­hou­ding, koe­ling tij­dens hit­te­pie­ken en lucht­rei­ni­ging. Het tota­le opper­vlak aan rozen in ste­den is niet hoog, dus de bij­dra­ge die zij kun­nen leve­ren zal lager zijn dan bij­voor­beeld het totaal aan straat­bo­men of gras­vel­den. Maar rozen heb­ben enke­le eigen­schap­pen die posi­tief uit­wer­ken.
De mees­te rozen zijn goed droog­te­to­le­rant, dus ook tij­dens dro­ge peri­o­den is water­ge­ven zel­den nodig. Als een plant­vak met rozen bij hevi­ge regen onder water loopt, zul­len de mees­te rozen­soor­ten en ‑cul­ti­vars dat over­le­ven, als het niet lan­ger duurt dan enke­le uren. In de win­ter kan spat­wa­ter op som­mi­ge plek­ken ook strooi­zout bevat­ten. De mees­te rozen kun­nen daar niet tegen, maar som­mi­ge cul­ti­vars, bij­voor­beeld van Rosa rugo­sa (Japan­se rim­pel­roos) of Rosa pim­pi­nel­li­fo­lia (Duin­roos) wel. Rozen wor­den vaak dicht bij zit­jes of langs wan­del- en fiets­pa­den gebruikt. Hun ver­dam­ping helpt de omge­ving af te koe­len bij hit­te. Rozen langs een rij­baan hel­pen om de gro­ve­re stof­deel­tjes die de auto’s opwer­ve­len te laten neer­slaan. Cul­ti­vars met ruw blad, zoals Rosa rugo­sa, zijn ook nog goed in het vast­hou­den van fijn­stof, dat scha­de­lij­ker is voor de gezond­heid dan gro­ve­re deel­tjes. Rozen leg­gen CO2 vast, waar­bij voor­al de opslag in de tak­ken zorgt voor vast­leg­ging voor enke­le jaren.
Een bij­zon­de­re toe­pas­sing van klim­ro­zen is als groe­ne wand. Een begroei­de huis­muur is koel in de zomer, maar in de win­ter kan de zon wel de (zuid)muur ver­war­men. Dit spaart kos­ten voor koe­ling en ver­war­ming. Daar­naast dem­pen klim­plan­ten op muren weer­kaat­sen­de gelui­den. Daar­door klinkt de bui­ten­ruim­te naast de muur min­der hol en is het er aan­ge­na­mer toe­ven. Zeker als de roos ook nog geu­ren­de bloe­men op neus­hoog­te heeft.

Wel­ke eigen­schap­pen maken rozen geschikt voor gebruik in de open­ba­re ruim­te?
Rozen wor­den zowel in par­ti­cu­lie­re tui­nen als in de open­ba­re ruim­te aan­ge­plant. In de afge­lo­pen jaren zijn er steeds meer rozen spe­ci­fiek voor open­baar groen gese­lec­teerd. Deze moe­ten aan stren­ge eisen vol­doen, die voor­al te maken heb­ben met het beheer en het gebruik. Zo moe­ten de plan­ten zeer goed onkruid onder­druk­ken, omdat hier­te­gen niet meer gespo­ten mag wor­den. Ook moe­ten de rozen op eigen wor­tel goed groei­en. De arbeid die nodig is voor het weg­ha­len van wil­de scheu­ten van een onder­stam wordt niet meer geac­cep­teerd. Als het snoei­en mecha­nisch kan gebeu­ren – bij­voor­beeld met een kle­pel­maai­er – is dat een plus­punt.
— Sier­waar­de De bloei moet lang duren, liefst tot in okto­ber; bot­tels, herfst­kleur of geur zijn extraatjes. Het gaat voor­al om het aan­trek­ke­lij­ke totaal­beeld van de bloei­en­de struik; het aan­tal bloe­men is belang­rij­ker dan de groot­te ervan.
— Bloe­men Er moet een groot sca­la aan bloem­kleu­ren beschik­baar zijn. Bloe­men moe­ten bestand zijn tegen regen­weer en fel­le zon. Uit­ge­bloei­de bloem­blaad­jes moe­ten van­zelf afval­len. Enkel­bloe­mi­ge en half­ge­vul­de bloe­men zijn goed voor de bio­di­ver­si­teit.
— Hoog­te
Rozen­strui­ken die tus­sen de 30 en 80 cm hoog zijn tij­dens de eer­ste bloei zijn het meest gewild. Om lang te bloei­en moe­ten rozen na de eer­ste bloei nieu­we scheu­ten maken met bloem­knop­pen. Deze scheu­ten moe­ten regel­ma­tig ver­deeld zijn over de struik en mogen niet zo hoog wor­den dat ver­keers­deel­ne­mers er niet meer over­heen kun­nen kij­ken.
— Groei­wij­ze De plant moet ste­vig recht­op blij­ven staan, flink ver­tak­ken en mooi regel­ma­tig groei­en om goed het plant­vak te vul­len. Een breed opgaan­de groei­wij­ze werkt beter dan een lig­gen­de.
— Blad De plant moet op tijd uit­lo­pen en zijn blad lang gezond vast­hou­den om onkruid te onder­druk­ken.
— Ste­kels Plan­ten zon­der ste­kels hou­den wei­nig zwerf­vuil vast en zijn gemak­ke­lijk te behe­ren. Maar voor defen­sie­ve beplan­tin­gen kun­nen ste­kels wel gewenst zijn.
— Gezond­heid
De plant moet van natu­re goed bestand zijn tegen ziek­tes en vorst, zodat de sier­waar­de en het func­ti­o­ne­ren niet in gevaar komt en geen bestrij­ding nodig is.

april 2017, Mar­ga­reth Hop