Bui­ten­spe­len is ook bewe­gen!

Bui­ten­spe­len is een vorm van bewe­gen die bij­na ieder kind aan­spreekt. Het heeft geen voor­ge­pro­gram­meerd of ver­plicht karak­ter zoals sport dat kan heb­ben. Het gebeurt van­uit het kind zelf en is daar­mee de krach­tig­ste moti­va­tie voor bewe­gen. Voor­waar­de is dat de speelom­ge­ving vol­doen­de kwa­li­teit heeft. Een natuur­lij­ke speel­plek of ‘speelnatuur’ scoort goed: er zijn ein­de­lo­ze moge­lijk­he­den voor bewe­gen en een kind stemt zijn spel zelf af op zijn moge­lijk­he­den en stem­ming. Zo behoudt hij zijn beweeg­ple­zier. Loka­le beleids­ma­kers zou­den er goed aan doen speel­na­tuur bin­nen hand-(woon)bereik van kin­de­ren te bren­gen. Aan de ran­den van gemeen­ten, bij­voor­beeld in de vorm van een ‘speelbos’, maar lie­ver nog bin­nen het woon­ge­bied, of gekop­peld aan scho­len en bestaan­de speel­tui­nen.

Gemeen­ten moe­ten speel­na­tuur dan een plek geven in zowel hun speel­ruim­te­be­leid als hun groen­be­leid. Ze kun­nen ini­ti­a­tie­ven van bewo­ners aan­moe­di­gen en onder­steu­nen met exper­ti­se. Zo creëren ze kwa­li­teit.

Vol­le­di­ge infor­ma­tie:
Lees hier het arti­kel ver­sche­nen in Peda­go­giek in de prak­tijk (sep­tem­ber 2008)

Ook inte­res­sant:
Kin­de­ren, spe­len, natuur­lij­ke speel­plek­ken

Bron:
Peda­go­giek in de prak­tijk (Kees Both en Josi­ne van den Bogaard)