Gro­te delen van de bos­sen in de wereld zijn getrof­fen door een ern­sti­ge en groot­scha­li­ge ach­ter­uit­gang van de boom­stand, die wordt geken­merkt door een gelei­de­lijk maar wijd­ver­breid ver­lies aan groei­kracht en de daar­op­vol­gen­de dood van één of meer boom­soor­ten. Boom­sterf­te vormt een bedrei­ging voor fau­na die voor haar voort­be­staan afhan­ke­lijk is van bos­ha­bi­tats. Hoe­wel de ach­ter­uit­gang van bomen heel wat weten­schap­pe­lij­ke aan­dacht heeft gekre­gen, is er ver­ras­send wei­nig bekend over de effec­ten ervan op de fau­na. Het sca­la van reac­ties op de ach­ter­uit­gang van bomen duidt op sterk ver­an­der­de dier­ge­meen­schap­pen. In veel geval­len zal de ver­an­der­de eco­sys­teem­func­tie als gevolg van het ver­lies van belang­rij­ke dier­lij­ke dien­sten een aan­zien­lij­ke bedrei­ging vor­men voor de gezond­heid van het bos.